Bible-Server.org  
 
 
Praise the Lord, all ye nations      
Psalms 117:1       
 
enter keywords   match
 AND find keywords in

Home Page
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël 
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos
Obadja
Jona
Micha
Nahum
Habakuk
Zefanja
Haggaï
Zacharia
Maleachi
Matthëus
Markus
Lukas
Johannes
Handelingen
Romeinen
1 Korinthiërs
2 Korinthiërs 
Galaten
Efeziërs 
Filippensen
Kolossensen
1 Thessalonicensen
2 Thessalonicensen 
1 Timothëus
2 Timothëus
Titus
Filemon
Hebrëen
Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes
Judas
Openbaring
 
 

 
 
translate into
Spreuken Chapter24
 
1 Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
 
2 Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
 
3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd;
 
4 En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed.
 
5 Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht vast.
 
6 Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
 
7 Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.
 
8 Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
 
9 De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.
 
10 Vertoont gij u slap ten dage uwer benauwdheid, uw kracht is nauw.
 
11 Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.
 
12 Wanneer gij zegt:Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.
 
13 Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
 
14 Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.
 
15 Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.
 
16 Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.
 
17 Verblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;
 
18 Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.
 
19 Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.
 
20 Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
 
21 Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;
 
22 Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?
 
23 Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.
 
24 Die tot den goddeloze zegt:Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn.
 
25 Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem komen.
 
26 Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt.
 
27 Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.
 
28 Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lip?
 
29 Zeg niet:Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk.
 
30 Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
 
31 En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.
 
32 Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan;
 
33 Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende;
 
34 Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.
 
 

  [ Prev ] 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | [ Next ]