Bible-Server.org  
 
 
Praise the Lord, all ye nations      
Psalms 117:1       
 
enter keywords   match
 AND find keywords in

Home Page
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël 
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos
Obadja
Jona
Micha
Nahum
Habakuk
Zefanja
Haggaï
Zacharia
Maleachi
Matthëus
Markus
Lukas
Johannes
Handelingen
Romeinen
1 Korinthiërs
2 Korinthiërs 
Galaten
Efeziërs 
Filippensen
Kolossensen
1 Thessalonicensen
2 Thessalonicensen 
1 Timothëus
2 Timothëus
Titus
Filemon
Hebrëen
Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes
Judas
Openbaring
 
 

 
 
translate into
1 Kronieken Chapter1
 
1 Adam, Seth, Enos,
 
2 Kenan, Mahalal-el, Jered,
 
3 Henoch, Methusalah, Lamech,
 
4 Noach, Sem, Cham en Jafeth.
 
5 De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.
 
6 En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en Difath, en Thogarma.
 
7 En de kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten.
 
8 De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan.
 
9 En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan.
 
10 Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde.
 
11 En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,
 
12 En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten.
 
13 Kanaan nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
 
14 En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,
 
15 En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,
 
16 En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet.
 
17 De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.
 
18 Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber.
 
19 Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan.
 
20 En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,
 
21 En Hadoram, en Uzal, en Dikla,
 
22 En Ebal, en Abimael, en Scheba,
 
23 En Ofir, en Havila, en Jobab. Alle dezen waren zonen van Joktan.
 
24 Sem, Arfachsad, Selah,
 
25 Heber, Peleg, Rehu,
 
26 Serug, Nahor, Terah,
 
27 Abram; die is Abraham.
 
28 De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.
 
29 Dit zijn hun geboorten:de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam,
 
30 Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema,
 
31 Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael.
 
32 De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf:die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.
 
33 De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.
 
34 Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.
 
35 En de kinderen van Ezau:Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.
 
36 De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.
 
37 De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.
 
38 De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.
 
39 De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.
 
40 De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana.
 
41 De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.
 
42 De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.
 
43 Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels:Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba.
 
44 En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.
 
45 En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats.
 
46 En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en den naam zijner stad was Avith.
 
47 En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.
 
48 En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
 
49 En Saul stierf, en Baal-Hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.
 
50 Als Baal-Hanan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab.
 
51 Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom:de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth,
 
52 De vorst Aholibama, de vorst Ela, de vorst Pinon,
 
53 De vorst Kenaz, de vorst Theman, de vorst Mibzar,
 
54 De vorst Magdiel, de vorst Iram. Dezen waren de vorsten van Edom.
 
 

  | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | [ Next ]