Bible-Server.org  
 
 
Praise the Lord, all ye nations      
Psalms 117:1       
 
enter keywords   match
 AND find keywords in

Home Page
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël 
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos
Obadja
Jona
Micha
Nahum
Habakuk
Zefanja
Haggaï
Zacharia
Maleachi
Matthëus
Markus
Lukas
Johannes
Handelingen
Romeinen
1 Korinthiërs
2 Korinthiërs 
Galaten
Efeziërs 
Filippensen
Kolossensen
1 Thessalonicensen
2 Thessalonicensen 
1 Timothëus
2 Timothëus
Titus
Filemon
Hebrëen
Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes
Judas
Openbaring
 
 

 
 
translate into
2 Korinthiërs  Chapter1
 
1 Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Achaje zijn:
 
2 Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
 
3 Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting;
 
4 Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de vertroosting, met welke wij zelven van God vertroost worden.
 
5 Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig.
 
6 Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, die gewrocht wordt in de lijdzaamheid van hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid;
 
7 En onze hoop van u is vast, als die weten, dat, gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden, gij ook alzo gemeenschap hebt aan de vertroosting.
 
8 Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.
 
9 Ja, wij hadden al zelven in onszelven het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt;
 
10 Die ons uit zo groten dood verlost heeft, en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal.
 
11 Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde.
 
12 Want onze roem is deze, namelijk de getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, en allermeest bij ulieden.
 
13 Want wij schrijven u geen andere dingen, dan die gij kent, of ook erkent; en ik hoop, dat gij ze ook tot het einde toe erkennen zult;
 
14 Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus.
 
15 En op dit betrouwen wilde ik te voren tot u komen, opdat gij een tweede genade zoudt hebben;
 
16 En door uw stad naar Macedonie gaan, en wederom van Macedonie tot u komen, en van ulieden naar Judea geleid worden.
 
17 Als ik dan dit voorgenomen heb, heb ik ook lichtvaardigheid gebruikt? Of neem ik het naar het vlees voor, hetgeen ik voorneem, opdat bij mij zou wezen, ja, ja, en neen, neen?
 
18 Doch God is getrouw, dat ons woord, hetwelk tot u is geschied, niet is geweest ja en neen.
 
19 Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder u door ons is gepredikt, namelijk door mij, en Silvanus, en Timotheus, was niet ja en neen, maar is geweest ja in Hem.
 
20 Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.
 
21 Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft, is God;
 
22 Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven.
 
23 Doch ik aanroepe God tot een Getuige over mijn ziel, dat ik, om u te sparen, nog te Korinthe niet ben gekomen.
 
24 Niet dat wij heerschappij voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap; want gij staat door het geloof.
 
 

  | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | [ Next ]