Bible-Server.org  
 
 
Praise the Lord, all ye nations      
Psalms 117:1       
 
enter keywords   match
 AND find keywords in

Home Page
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël 
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos
Obadja
Jona
Micha
Nahum
Habakuk
Zefanja
Haggaï
Zacharia
Maleachi
Matthëus
Markus
Lukas
Johannes
Handelingen
Romeinen
1 Korinthiërs
2 Korinthiërs 
Galaten
Efeziërs 
Filippensen
Kolossensen
1 Thessalonicensen
2 Thessalonicensen 
1 Timothëus
2 Timothëus
Titus
Filemon
Hebrëen
Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes
Judas
Openbaring
 
 

 
 
translate into
Prediker Chapter10
 
1 Een dode vlieg doet de zalf des apothekers stinken en opwellen; alzo een weinig dwaasheid een man, die kostelijk is van wijsheid en van eer.
 
2 Het hart des wijzen is tot zijn rechterhand, maar het hart eens zots is tot zijn linkerhand.
 
3 En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn hart ontbreekt hem, en hij zegt tot een iegelijk, dat hij dwaas is.
 
4 Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden.
 
5 Er is nog een kwaad, dat ik gezien heb onder de zon, als een dwaling, die van het aangezicht des oversten voortkomt.
 
6 Een dwaas wordt gezet in grote hoogheden, maar de rijken zitten in de laagte.
 
7 Ik heb knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op de aarde.
 
8 Wie een kuil graaft, zal daarin vallen; en wie een muur doorbreekt, een slang zal hem bijten.
 
9 Wie stenen wegdraagt, zal smart daardoor lijden; wie hout klieft, zal daardoor in gevaar zijn.
 
10 Indien hij het ijzer heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet, dan moet hij meerder kracht te werk stellen; maar de wijsheid is een uitnemende zaak, om iets recht te maken.
 
11 Indien de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder.
 
12 De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelve.
 
13 Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid.
 
14 De dwaas maakt wel veel woorden; maar de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven?
 
15 De arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad te gaan.
 
16 Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten!
 
17 Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot drinkerij.
 
18 Door grote luiheid verzwakt het gebint, en door slapheid der handen wordt het huis doorlekkende.
 
19 Men maakt maaltijden om te lachen, en de wijn verheugt de levenden, en het geld verantwoordt alles.
 
20 Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten, en vloek den rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen geven.
 
 

  [ Prev ] 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | [ Next ]