Bible-Server.org  
 
 
Praise the Lord, all ye nations      
Psalms 117:1       
 
enter keywords   match
 AND find keywords in

Home Page
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël 
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos
Obadja
Jona
Micha
Nahum
Habakuk
Zefanja
Haggaï
Zacharia
Maleachi
Matthëus
Markus
Lukas
Johannes
Handelingen
Romeinen
1 Korinthiërs
2 Korinthiërs 
Galaten
Efeziërs 
Filippensen
Kolossensen
1 Thessalonicensen
2 Thessalonicensen 
1 Timothëus
2 Timothëus
Titus
Filemon
Hebrëen
Jakobus
1 Petrus
2 Petrus
1 Johannes
2 Johannes
3 Johannes
Judas
Openbaring
 
 

 
 
translate into
Klaagliederen Chapter5
 
1 Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan.
 
2 Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders.
 
3 Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen.
 
4 Ons water moeten wij voor geld drinken; ons hout komt ons op prijs te staan.
 
5 Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij woede, men laat ons geen rust.
 
6 Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood verzadigd te worden.
 
7 Onze vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden.
 
8 Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons uit hun hand rukke.
 
9 Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn.
 
10 Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers.
 
11 Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden van Juda.
 
12 De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest.
 
13 Zij hebben de jongelingen weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder het hout.
 
14 De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel.
 
15 De vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd.
 
16 De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben!
 
17 Daarom is ons hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden.
 
18 Om des bergs Sions wil, die verwoest is, waar de vossen op lopen.
 
19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht.
 
20 Waarom zoudt Gij ons steeds vergeten? Waarom zoudt Gij ons zo langen tijd verlaten?
 
21 HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds.
 
22 Want zoudt Gij ons ganselijk verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen zijn?
 
 

  [ Prev ] 1 | 2 | 3 | 4 | |